Berichten

Hoe eet je een olifant?


Ken je dat gevoel? Dat je zoveel te zeggen hebt, dat je niet meer weet waar je moet beginnen en dan maar niks zegt? Dat gevoel heb ik momenteel. Er is de afgelopen maanden zoveel gebeurd in ons nieuwe huis, waar ik zoveel over kan vertellen…dat ik een beetje vastloop. Een geliefd familielid van mij heeft daar echter een geweldig (Afrikaans) spreekwoord voor: “Hoe eet je een olifant? Hapje voor hapje.” Dat staat me te doen. Ik ga dit huis hapje voor hapje bespreken. En omdat de keuken het eerste is wat ik van het huis zag en ik feitelijk toen al verliefd en niet meer voor rede vatbaar was, zal ik daar beginnen.


In de keuken zitten bijna alle stijlkenmerken die van dit huis een monument maken. Zo moest de keukenwand met doorgeefluik (een typisch Rietveld stijlkenmerk) in tact blijven, evenals de stalen koof boven het (voormalige) lavet. Om die keukenwand te laten zitten was voor ons geen probleem. Want al zijn we beiden allang volwassen, met een doorgeefluik kan je nog altijd geweldig afhaalrestaurantje spelen en laten we wel wezen: wie wil dat nu niet? Geen haar op ons hoofd die er ook maar over peinsde om die wand uit het huis te slopen. (Sowieso zou ons dat honderd stokslagen van de monumentencommissie opleveren. Dat was ook al best een goede reden om ervan af te blijven.)

De koof boven het lavet (een lavet is een soort in beton gegoten wasbak om reuzenbaby’s in te wassen en enorme planten in te verpotten – ik kan het niet anders omschrijven) was weliswaar in abominabele staat (het huis was 56 jaar nogal koud en vochtig), maar de perfecte plek om onze toekomstige afzuigkap in weg te werken. (Ik laat mij voorstaan op het feit dat dit mijn idee was, ik heb zo mijn momenten.) Kortom, om de stijlkenmerken te behouden en in te passen in onze nieuwe plannen was geen enkel probleem. Het probleem was vooral dat de keuken 56 jaar oud was, alle tegels craquelé, er geen afwasmachine noch een koelkast in zat en dat hij volledig geïsoleerd moest worden (zie ook 56 jaar kou en vocht).


Ook hier geldt de regel hoe je een olifant eet. In dit geval kwam dat eerste hapje in de vorm van bruut sloopwerk. In de zestigerjaren werd zo’n beetje alles in beton gegoten, dus zijn we met zeven zware jongens twee volle dagen bezig geweest om het huis van binnen te strippen. Mijn vader was daarna een week zoet met het schuren van alle kasten en kastdeurtjes, zodat ik aan de slag kon met de enorme klus van het verven van al die toestanden. Pas nadat de buitenmuren geïsoleerd waren *), kon de keuken opnieuw betegeld worden. Met dezelfde tegels die er 56 jaar in hadden gezeten. Feitelijk zie je geen enkel verschil met de voor-situatie, behalve dan dat de nieuwe witte (Mosa) tegels extra mat in plaats van hoogglans zijn.

*) Omdat de bakstenen van ons huis geglazuurd en daarom niet vochtdoorlatend zijn, konden we het pand niet isoleren via de spouwmuren. Om die reden hebben we het huis aan de binnenkant geïsoleerd door middel van isolatieplaten die op hun beurt weer afgewerkt zijn met gipsplaten en renovlies.


Na al dat werk dacht ik in juni dat we toch best al een behoorlijk eind op weg waren met die keuken. De tegels zaten er immers weer in en ik was bijna klaar met het schilderen van de kastenwand en het keukenblok. In dit huis is echter geen muur recht. En een schuifdeur die eerst paste, doet dat niet meer zodra er vloerverwarming onder de vloer zit. Dat geldt ook voor een keukenblok waar isolatiepanelen achter zijn geplaatst. Ik schreef al in mijn vorige blogpost: iedere centimeter in dit huis is bevochten. Dit geldt boven alles voor de keuken. Dus kostte het nog eens vier weken om de keuken helemaal af te werken. Het geweldige aan onze keuken is direct ook het meest ontluisterende aspect gezien het werk dat erin heeft gezeten: de ruimte ziet eruit alsof er amper iets aan is gedaan.


En dan die kleur! Uiteraard moesten de kasten aan de keukenkant een primaire kleur krijgen (overigens paste Rietveld zeker ook pastels toe in zijn huizen, dus verfde ik de andere kant van de wand roze (kleurnummer A0.05.85 via Flexa). Omdat kobaltblauw al jaren één van mijn lievelingskleuren is (onze dochter leert op school dat buitensluiten niet lief is, dus heb ik tegenwoordig meerdere lievelingskleuren), was die keuze snel gemaakt. Écht kobaltblauw (ook wel ultramarijn blauw genoemd) werd echter gemaakt op basis van een bijzonder kostbaar pigment: lapis lazuli. Vroeger stond de kleur ook wel bekend als bleu Majorelle (zoals de kleur van het huis van Jacques Majorelle in Marrakech) of Yves Klein blauw. Het ware ultramarijn blauw heeft een grote helderheid en een diepe verzadiging, maar is nooit uit een mengmachine verkrijgbaar door dat pigment dat die vleug magie toevoegt. De enige (banale) kleur die kobaltblauw benadert is RAL 5002 of kleurcode V0.47.19 van Flexa. Het resultaat is niet zo intens als Jardin Majorelle, maar alleen een kniesoor let daarop natuurlijk. Die keuken vervult me iedere dag weer met geluk (al draagt dat doorgeefluik daar uiteraard ook aan bij).

Tot slot: omdat we volledig van het gas af zijn, kochten we een inductiefornuis met retro look van Falcon. Het is weliswaar een rib uit je lijf, maar die rib kan je wel lekker klaarmaken aangezien het net zo fijn kookt als een gasfornuis. Nu alleen nog even duizend jaar sparen zodat we de elektriciteit voor ons huis zelf kunnen opwekken met zonnepanelen. Hapje voor hapje, lieve mensen. Zo eet je een olifant.

Clean slate


Ik hou van kerst, maar decoraties en stillevens hebben voor mij een maximale houdbaarheidsdatum. Na 25 dagen ben ik ze spuugzat. No rest for the wicked. Ik hou van ons januari huis: opgeruimd en leeg.

We schoven Jet’s bedje uit (wist je dat het vinden van de juiste maat dekbed nog helemaal geen sinecure is?), ze slaapt nu letterlijk en figuurlijk onder een berg Nijntjes en onder haar eigen maan. Want hoe geweldig is het dat je, als fan van de maan, nu ook een eigen maan op je kamer hebt?

Ik installeerde de Bulbo lamp die ik voor mijn verjaardag kreeg (wat een geniaal concept), we hingen een Pivot op in de keuken en ik shuffelde zoals vanouds de stillevens in huis.

Januari begint voor mij de zondag van het jaar te worden: naarmate ik ouder word, ga ik die maand steeds meer waarderen. Er is weer wat ruimte in de agenda, lucht in mijn hoofd en huis. Tijd om soms zowaar eens even niets te doen. Om gewoon thuis te zijn zonder verplichtingen of ellenlange to do lijstjes. Happy days!


Januari at last. All the Christmas decor is back in the attic, we start with a clean slate. I love our empty and clean Januari home. Now that I’m getting older I start to love January in general, when my schedule is less crazy, when there’s sometimes even time to do nothing in particular. We extended our little girl’s bed and installed her Zilverblauw moon (she loves the real moon and her ‘own moon’ as she calls it). I also installed my birthday present: a Bulbo light. We mounted a Pivot in our kitchen and I shuffled around some still lives. All is well. 

Daisy

daisy-1
Het zal je misschien verbazen, maar in mijn vrije tijd ben ik afvalsorteerder. Tegen wil en dank, maar het is voor het goede doel. Dat zit zo: wij hebben maar liefst 4 kliko’s (of hoe die dingen ook mogen heten, bij ons heten ze kliko’s, maar ik het ook weleens gehoord dat ze silo’s genoemd worden). Ons afval verdelen we over die kliko’s. Plastic bij plastic. GFT bij GFT, papier bij papier, restafval bij restafval, Molly’s bij Molly’s, etc. etc. 

daisy-3
Ik vind het een prettige gedachte dat wij met al dat afval scheiden een bijdrage leveren aan het milieu. Tenminste, ik hoop dat dat de reden is van deze verkapte manier van werkverschaffing. Het is ook de enige reden waarom ik het trouw doe, alhoewel onder luid gemor. Je blíjft namelijk naar die kliko’s lopen. Waarmee ik wel mijn hersens een dienst schijn te bewijzen, want beweging is één van de beste dingen die je voor een gezond stel hersens doen kan. En oké, het geeft dus ook inzicht in de hoeveelheid afval die een driekoppig gezin produceert, ook dat heeft een functie. Dus ik doe het. Maar met gemor. Ook omdat dat een prachtig woord is, trouwens. Gemor.

Naast het scheiden zelf en het inzicht dat de mensheid afschuwelijk veel verpakkingsmateriaal voortbrengt, heeft dit, jawel, zelfs nóg een voordeel. De afvalbak in de keuken zit een stuk minder snel vol. Wij hebben nooit meer (of: amper nog) ruzie over wie er nu weer de afvalzak gaat vervangen. Dus (en hou je vast, er komt nu een héle flauwe woordgrap) áls we ooit besluiten te gaan scheiden, ligt het niet aan dat afval scheiden. Ghè!

daisy-2
Maar alle gekheid op een stokje en even terug naar die prullenbak. Ik had de mosterdgele (al heet het op de website Daisy Yellow) prullenbak van Brabantia al even in de smiezen. Als in: dat ik hem wilde bezitten. De prullenbak ervoor functioneerde prima, al struikelden we aan de lopende band over zijn pedaal. Dat metalige geluid, van een voet die in aanraking komt met een uitstekend pedaal, was inmiddels een geluid dat bij ons huishouden hoorde. Vertrouwd, maar desalniettemin vrij irritant voor degene die aan de voet vastzat.

Onze nieuwe gesponsorde Brabantia is lager en breder, een stuk lichter en zijn pedaal een stuk minder ‘in your foot‘. Ergo: hij komt minder ver de kleine ruimte die onze keuken is in. Het deksel valt zachtjes dicht via een soft-closure techniek. Wat dan weer als nadeel heeft dat we het niet meer horen als onze dochter weer eens een vork/beker/boek/speelgoedje in de prullenbak gooit. Om daarna ontroostbaar te zijn om het verdwenen artikel.

daisy-4
Brabantia doet met deze prullenbakken ook een duit in het afvalzakje (het loopt de spuigaten uit vandaag, met die woordgrappen): voor iedere prullenbak die ze verkopen steunen zij The Ocean Cleanup bij hun strijd tegen de plastic soep in onze oceanen. Kijk, alle beetjes helpen. Daarom loop ik iedere dag gewoon weer een keer of tien naar onze kliko’s. Als dat het minste is wat ik voor ons milieu kan doen, dan doe ik dat. Al dan niet morrend.

A lot of super lame waste-related puns, waste separation and about our new musterd yellow waste bin made by Dutch brand Brabantia