Berichten

Hoe ik fan werd van Wham! en ook iets leerde over auteursrechten

Jaren 80 speelgoed - Oh Marie!
Het kan zijn dat ik na het plaatsen van deze column een naheffing krijg van een auteursrechtenorganisatie. Tenminste, als er overambitieuze Buma/Stemra medewerkers in onze doelgroep blijken te zitten.

Maar laat ik bij het begin beginnen.

Er zat vroeger, toen ik op de basisschool zat, een meisje bij mij op school dat helemaal into Wham! was. En Madonna, nu ik me haar zwarte hemdjes, kettingen met kruisen en hairdo herinner. Ik herinner me ook een van haar schriften met op de cover George Michael. Liggend aan een zwembad in een witte Speedo.

Man, wat vond ik dat een stomme foto. Sowieso vond ik dat hele popidolen gedoe maar stom. Wat een aanstelster. En wat had die vent op dat schrift een arrogant hoofd. Wat moest je sowieso met zo’n oude vent als idool? (Want mind you, als je 10 bent, is iedereen om je heen per definitie oud.)

De wereld is nog ongegeneerd zwart-wit als je 10 bent.

Wham! Madonna, Michael Jackson? Het zei me allemaal niks. Ik speelde met mijn jaren ’80 speelgoed (Popples, My Little Pony-paardjes, Troeliewoelie, Kwikstaartje) schreef werkstukken voor de lol (nerdalert!), liep rond in mijn trainingpak en was, boven alles, zo groen als gras maar zijn kon.

Het heeft lang geduurd voordat ik die man in witte Speedo aan het zwembad ging waarderen. Daar moeten we toch echt de jaren ’80 voor verlaten.

Jaren later, toen Wham! al lang uit elkaar was en George uit de kast, wandelde ik middenin de winter over een heuvel die over een rivier uitkeek. In het dal werd er geschaatst (zo koud waren de winters toen nog, lieve kijkbuiskinderen!) en er waaide flarden van een popnummer mijn richting uit. Het was het liedje ‘Jesus to a child’ van George Michael. De combinatie van dat schaatstafereel, de sneeuw en dat dromerige nummer deden – ironisch genoeg – mijn ijzige gevoelens voor de witte Speedoman smelten.

Door de wijze waarop George Michael later zijn arrestatie op dat toilet in Beverly Hills in zijn liedje ‘Outside’ op de hak nam, steeg hij alleen maar verder in mijn achting. Van ongenaakbare witte Speedoman veranderde hij in een mens van vlees en bloed. Ik werd fervent luisteraar van zijn CD Ladies&Gentlemen.

En zo kwam ik alsnog, ruim een decennium later, via George Michael’s solocarrière en bizarre come out bij de muziek van Wham! uit.

Ik draaide de Best of Wham! grijs, ook tijdens mijn stage destijds bij een bank.

Op een dag vroeg mijn leidinggevende daar of ik een vestiging op een andere locatie voor een middag wilde bemannen. Ik reed erheen (waarbij ik nog bijna een bedrijfsauto van een dijk reed, maar dat is een andere column) nam plaats achter de balie en besloot, in plaats van die zeurende wachtkamerpanfluitmuzak, mijn Wham! CD op te zetten. Dat klonk goed zeg, Club Tropicana schallend door het kantoorgebouw. En terwijl ik daar in mijn persoonlijke Club Tropicana zat, vroeg ik me af waarom mijn collega’s in hemelsnaam die panfluitmuziek verkozen boven echte muziek.

Later begreep ik pas waarom. Iets met betalen aan de maker voor iedere keer dat je zijn muziek draait. Er kwam die middag gelukkig geen klant. En tenzij de Buma/Stemra controleurs in het bezit zijn van een kantoorplantvermomming, reken ik vooralsnog niet op een naheffing voor mijn illegale muziekactie.

Wat de verjaringstermijn van auteursrechtelijke zaken is, ga ik voor de zekerheid nog wel even nazoeken. Er blijkt in ieder geval geen verjaringstermijn te zijn voor mannen in witte Speedo’s. Zoveel is wel duidelijk.